Je kunt allemaal wel lekker elitair en interessant lopen doen omdat je toevallig op een schaakclub zit maar zo moeilijk is het allemaal niet, hoor, schaken. Schaken is echt geen rocket science. De spelregels heb je sneller onder de knie dan van de meeste andere bordspelen. Het is geen hogere wiskunde al denken veel mensen van wel. Jammer eigenlijk. Kom maar eens op donderdagavond naar het Wapen van Zundert, dan kun je met eigen ogen aanschouwen hoe het er aan toe gaat bij De Raadsheer.
De mogelijke zetten en varianten zijn tijdens het verloop van het spel echter niet te tellen, die zijn oneindig, dat dan weer wel. Een flutspelletje is schaken nu ook weer niet maar met een degelijke vooruitziende blik en een dosis gezond verstand kom je op clubniveau al een heel end. Alweer jaren geleden verleidde een ondoorgrondelijke partij, die hij overigens wel won, Wilbert Surewaard tot de uitspraak: “Eigenlijk snap ik geen ene moer van dit spel”! En Surewaard is toch niet de eerste de beste heikneuter die er in schakend Nederland rond loopt.
Je kunt over een zet nadenken tot je een ons weegt, er is altijd een betere. Dat zei de Rus Boris Bronstein tenminste. “Niet aan beginnen”, zei hij. Hij ging liever op zoek naar de absolute schoonheid van het spel dan naar de beste zet. Trouwens, en dit even terzijde omdat het zo’n interessant verhaal is, Bronstein speelde in 1951 een WK match tegen zijn landgenoot Michail Botwinnik. Het werd 12-12 waarmee titelverdediger Botwinnik zijn titel prolongeerde. Het gerucht doet de ronde dat Bronstein onder druk van de Sovjetleiders de titel niet mocht halen. Verstandige man, die Bronstein, om de rest van je leven in een strafkamp in de Goelach Archipel te moeten uitzitten, is nou niet bepaald een aanlokkelijk vooruitzicht.
Nee, dan De Raadsheer, dat is een feesttent in plaats van een strafkamp. Het enige wat daar aan Rusland doet denken, is de niet zo vaak gespeelde “Russische Verdediging” die na de beginzetten 1/ e4, e5 en 2/ Pf3, Pf6 op het bord verschijnt. Maar schaken “op gevoel” is vele malen leuker dan een partij uit een schaakboek uit je kop leren. Richard Pijl zat vorige week donderdag in zijn partij tegen Jan van den Berg, groep 1, zolang over een zet na te denken dat hij er helemaal tureluurs van werd. “Ik krijg het niet uitgerekend”, mompelde hij in zichzelf toe hij na lang wikken en wegen toch de zet uitvoerde, een paardoffer, die hij al twintig minuten in gedachten had. Een uur later haalde hij het punt binnen maar dat lag meer aan de vermoeidheid van Van den Berg. Ook bij hem was de denktank tot de bodem leeg. Hij had zelfs kunnen winnen maar als het koppie niet meer wil dan kun je naar het bord blijven turen.
Je gaat dan alleen nog maar meer waanbeelden zien. Ook bij Ron Been en Luuk van Dongen, groep 2, was na ruim drie uur spelen het beste er wel van af. Maar ze konden terug zien op een heerlijk pot schaak. Had Luuk kunnen winnen? Of Ron? Of toch Van Dongen? Of toch Been ? Het werd een remise maar om nou te zeggen dat het een “salonremise” was, nou nee, ze zijn tot het gaatje gegaan om te kunnen winnen. Het eerste wat Van Dongen altijd na afloop van een partij doet is op zijn smartphone de partij door een schaakcomputer laten analyseren. Ondanks dat hij in de race om het kampioenschap een half puntje verspeeld had, was hij toch enigszins gerust gesteld dat de computer ook niet verder kwam dan een remise. De vrouwen lieten het tegen de gewoonte in deze keer een beetje afweten. Als ze bloed ruiken dan is er meestal geen houden maar Corrie Daamen en Hannie Hermans, groep 3, verloren allebei, resp. van Jan de Kort en van Rene Verheijen. Lia van Hooidonk maakte het nog draaglijk voor Woman Power. Zij won van Lars van Opstal.