Afgelopen zaterdag was het tijd voor onze jaarlijkse wedstrijd tegen de heren (inderdaad nog altijd alleen maar heren) uit Waalwijk. In elk geschiedenisboek is te lezen dat beide clubs sinds de vorige ijstijd in de promotieklasse spelen (de huidige 4e klasse). Al jarenlang ook zijn beide clubs te slecht om te promoveren en weten jaarlijks op magische wijze degradatie te ontlopen.
Geheel volgens traditie spelen we uit en loop ik het welbekende Hotel Waalwijk binnen. Daar valt me meteen een aantal dingen op: het is ineens een Fletcher hotel, de inrichting is veranderd en – het belangrijkst – er zijn geen schakers.. Een snelle blik op de app van Het Eerste blijkt dat de Waalwijkenezen van locatie zijn gewijzigd en we in een sporthal spelen.
Zodoende dat ik samen met mijn vriendin Kim het terrein van voetbalclub N.E.O. ’25 op rijd. Zij moest studeren en dacht dat het wel leuk zou zijn als ze een dagje mee naar het schaken ging. (Ik heb haar maar niet meteen verteld dat het niet overal zoals in Zundert is.) Gezellig keuvelend leg ik haar uit dat het verschil tussen een voetballer en een schaker wel duidelijk te zien is. Ik zie het, daar loopt duidelijk een schaker, antwoordt ze.
We lopen het sporthalgebouw binnen en worden vrolijk begroet door 3 Zwarte Pieten. Gelukkig, ze gaan weg, denk ik. We komen de kantine binnen, begroeten alle teamgenoten en bestellen een bakkie pleur. Niet veel later worden de klokken gestart en blijkt dat de Pieten niet echt weg gingen, maar alleen nieuw strooigoed waren halen. Ze gingen terug naar het kinderzaalvoetbaltoernooi dat in de sportzaal, precies naast en slechts door een dun wandje gescheiden van de schaakzaal, gehouden wordt en zetten de muziek nog even wat harder.
Een nummer of 6 later (voorlopig hoogtepunt: Oja lé lé, ik voel me plots weer zo oja lé lé), ga ik maar eens een rondje wandelen en zie meteen dat ik dat beter niet had kunnen doen. Niet dat er al mensen verloren staan, maar er staat ook zeker niemand gewonnen en bij de eerste mensen beginnen de wolken al wat donkerder te worden.
Een uurtje later krijg ik een remise-aanbod voor mijn kiezen. 2 zetten geleden heb ik 45 minuten over mijn zet nagedacht (en niet omdat ik zoveel luxe keuzes had). Ik heb op dit moment nog 20 minuten voor 25 zetten, sta een pion achter en heb niet echt een plan. Ik loop naar Niek, die zegt dat ik het zelf mag weten omdat het nog 0-0 staat, sla het aanbod beleefd af en gooi mijn f-pion 2 velden naar voren. Nog 2 zetten later ben ik in een combinatie getrapt, raak ik een kwaliteit kwijt en biedt mijn tegenstander nogmaals remise aan. Verbijsterd neem ik het aanbod aan en zegt Hans Sinnige: Dit soort stellingen verlies ik altijd, dus ik ben hartstikke blij met remise. Ik denk: ik ook, dus ik ben ook hartstikke blij. ½-½.
Terwijl we staan te analyseren, ik heb prima uitzicht op Kim die net doet alsof ze niet is afgeleid, komt Richard naast me staan. Hij had een alleraardigste pot gespeeld tegen de 400-punten-hoger-gerate Wilbert Schreurs, of althans tot het moment dat hij een stuk en zijn hele stelling weggaf. Zonde, want Richard gaf goed partij, stond weliswaar iets gedrongen maar zeker niet kansloos. 1½-½.
Niet veel later was Frans klaar. Ditmaal had hij geen kind tegenover zich en dat bracht ons geheime wapen op bord 8 behoorlijk van zijn stuk. De bulldozer van Frans moest in de schuur blijven staan en lang ging het gelijk op. Geleidelijk aan kreeg Feike Liefrink meer initiatief en vlak voor het einde beoordeelde ik de stelling als: “Het wordt wel gevaarlijk voor Frans, maar moet wel houdbaar zijn.” Niet dus. 2½-½.
Ik heb nog niks gezegd over de opstelling, dus dat doe ik nu maar: Niek zit tegenwoordig aan de drank. Qua rating speelden we in één van onze sterkste opstellingen, maar in de opstelling was geen lijn te bekennen. Ook het spel van Niek was onnavolgbaar. Toen Joost Duquesnoy (ik sprak z’n naam in 1x goed uit: J-O-O-S-T) zijn dame weggaf, was het meteen gebeurd. Maar ook als hij het superingewikkelde stukoffer van Niek op de goeie manier had aangenomen, was onze teamleider met een waarschijnlijk eveneens winnende aanval gekomen. De eerste keer in 3 seizoenen dat Niek geen remise speelde: 2½-1½!
Vervolgens was het tijd voor wederom een traditie: de jaarlijkse veegpartij van Remco Sprangers tegen Jorrit Havermans. Al vroeg in de partij stond Jorrit duidelijk slechter en leek het niet lang te duren. Maar onze meest kersverse vader verdedigde zo taai als een poepluier en maakte het de Waalwijker nog erg ingewikkeld. Sterker nog: Als Jorrit een ander plan had gevolgd en niet had opgegeven, had hij het misschien nog wel dicht kunnen houden. 3½-1½.
Het is een razende strijd, de resultaten volgen elkaar in hoog tempo op en het is Daan die de scores weer naar elkaar trekt. Het kostte een hele poos om een voordeeltje te ontwikkelen, maar na zo’n 3 uur heeft hij dan toch wat lijnen naar de vijandelijke koning geopend. Hoe het precies afliep, heb ik niet gezien, maar toen ik over mijn schouder naar bord 7 keek, stond Daan goud en Nico Pol onderspit te delven. 3½-2½.
Vervolgens is het lang spannend of de familie Van Dijk 1½ punt zou kunnen halen. John staat duidelijk minder goed in een eindspel. Tycho staat duidelijk beter en deze situatie verandert een halfuur lang niet enorm veel. Helaas kan John niet voorkomen dat de pionnen van naamgenoot Sander langzaam doorlopen. Ook zit er geen truc meer in om 2 stukken af te ruilen tegen 3 pionnen en zo een paard+loper over te houden. Na bijna 4 uur zweten besluit John daarom de handdoek in de ring te gooien en daarmee de Waalwijkenaren het winnende punt te geven. 4½-2½. De wraak van Tycho op jeugdtalent Marijn Koot is daarom slechts een bitterzoete troost. 4½-3½.
Een spannende wedstrijd tegen een sterke tegenstander die nipt verloren gaat. Ach, we staan met 3 uit 3 in de middenmoot en hebben nog 7 wedstrijden om niet te degraderen.
Muzikaal een dramamiddag. Achter het bord was het niet veel beter. In tegenstelling tot de kinderen aan de andere kant van de muur had niet iedereen prijs.
Enfin, we gaan door. Degradatiekans is nog steeds maar 3% volgens onze rekenmeester!